Thais Thais restaurant Gent Thai Gent menukaart Thai Drongen
Thais restaurant Gent

 

HET VERHAAL VAN 'DE LACHENDE MONNIK' (door de ogen van zijn dochter)


Toen 'De Lachende Monnik' op 5 december 1998 voor het eerst zijn deur opende, ging voor Keeta, mijn vader, een droom in vervulling: zijn 'eigen baas' zijn in zijn 'eigen zaak', zelf zorg kunnen dragen voor zijn gezin door middel van het werk van zijn handen, een werk dat hij bovendien zeer graag doet en waar hij echt goed in is : Thais koken.

Het verhaal van 'De Lachende Monnik' begint in Wat Sra Kaew, een tempel van boeddhistische monniken, gelegen aan de oever van de Chao Praya rivier, in het district Pamok, in de provincie Angthong, ongeveer 100 kilometer ten noorden van Bangkok.Wat Sra Kaew (vrij vertaald: 'tempel van het kristallen meer') is niet enkel een tempel van boeddhistische monniken. Het is vooral een tempel van kinderen, veel kinderen. De stichter van deze tempel annex weeshuis is Pra Kru Kantaya Bhivadh (†oktober 1988). Eind de jaren 30 begon hij met het opvangen van een twintigtal kinderen. In 1974 (eerste telling) waren er 200 en in 1987 2366 kinderen aanwezig in Wat Sra Kaew. Het gaat hier om jongens en meisjes tussen de leeftijd van 2 tot 15 jaar.

Wie zijn deze 'dek wat' of 'kinderen van de tempel' zoals ze in Thailand genoemd worden? Waar komen zij vandaan? Een deel van hen zijn 'echte' weeskinderen. Andere kinderen worden omwille van hun armoedige levenssituatie door hun ouders in de tempel achtergelaten.
Nog andere kinderen zijn daar vooral voor de school, omdat er vanuit hun arm dorp geen school bereikbaar is. Sommigen zijn verlaten of mishandelde kinderen. Er verblijven ook meerdere kinderen met een handicap.

Tegen deze achtergrond begint het verhaal van 'De Lachende Monnik', toen mijn vader in 1975, als jongetje van 8 jaar, door zijn ouders naar de tempel werd gebracht omdat er in hun dorp geen school was. Hij groeide op in Wat Sra Kaew, te midden van de honderden kinderen, geleid door een handvol volwassenen.

In de tweede helft van de jaren 80 kampte Wat Sra Kaew met zeer grote problemen. Pra Kru Kantaya Bhivadh weigerde geen enkel kind en het verhaal van zijn 'grenzeloze goedheid' geraakte verspreid over de arme bevolking van Thailand. De toename van het aantal kinderen in
Wat Sra Kaew was exponentieel, maar de middelen om ze adequaat op te vangen, volgden niet. Het gevolg was dat er grote problemen ontstonden op vlak van gezondheid, infrastructuur en organisatie.

In 1986 schreef Pra Kru Kantaya Bhivadh een brief, gericht aan "elke dokter van goede wil" : "Wij doen een beroep op uw edelmoedigheid.
Wij zorgen voor 2124 weeskinderen en hebben enkel geld om hun dagelijkse voeding te bekostigen."
Via een Thaise vrouw die in België woonde, geraakte deze brief toevallig in handen van een dokter uit Brussel.
Na heel wat inspanningen zorgde hij er voor dat het 'Project Wat Sra Kaew' werd ingediend en erkend voor subsidiëring door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking in België. Belgische ontwikke­lingshelpers konden vertrekken naar Thailand.

Intussen was mijn moeder, Geertrude, net afgestudeerd als orthopedagoge. Vanuit het ideaal de wereld te helpen verbeteren, koesterde zij de droom om ooit eens te kunnen ‘vertrekken’, ver weg en het liefst naar Azië. Alleen bleek dat niet zo evident.

Aangezien mijn moeder niet iemand is die bij de pakken blijft neerzitten, plande zij in 1988 zelf een reis naar Thailand om haar pleegkind van Foster Parents Plan te bezoeken. Ze wou tevens van de gelegenheid gebruik maken om ter plaatse enkele Belgische ontwikkelingshelpers te gaan opzoeken in de hoop dat ze misschien wel werk hadden voor haar. Tijdens de voorbereidingen van haar reis, kwam zij per toeval in contact met de Brusselse dokter die het project in Wat Sra Kaew leidde. Hij stond net op het punt om voor 2 jaar naar Thailand te vertrekken en mijn moeder haar reis viel net samen met de start van het project. Een deel van haar vakantie bracht zijn dan ook door in Wat Sra Kaew, waar ze mocht meehelpen bij de behandeling van de allerjongste kinderen tegen schurft. Het is ook daar, in Wat Sra Kaew, dat ze mijn vader voor de eerste keer heeft gezien. Op dat moment was hij daar nog monnik.

Met veel spijt dat het voorbij was, keerde mijn moeder na een maand in Thailand terug naar België. De vele ervaringen die ze gedurende die maand had opgedaan, lieten een diepe indruk na en uiteraard had zij nog langer willen blijven. Wanneer ze na drie maanden terug in België een brief ontving van de Brusselse dokter met de vraag of ze het zag zitten om mee te helpen zorgen voor een groep van 100 kleine jongetjes tussen de 2 en 6 jaar oud, twijfelde zij dan ook niet.

In juli 1988 vertrok ze als Belgisch ontwikkelingshelpster voor 2 jaar naar Thailand. Het is tijdens het verblijf in Wat Sra Kaew dat mijn ouders elkaar beter leerden kennen. Mijn vader was na zijn kinder- en jeugdjaren in Wat Sra Kaew gebleven. Hij was ook gedurende 18 maanden monnik geweest en hielp op zijn beurt mee zorgen voor de kinderen.

In november 1990 zijn ze getrouwd en zijn ze samen teruggekeerd naar België. Een sprong in het ongewisse voor beide, want de vraag wat mijn vader in België ging doen, bleef op dat moment onbeantwoord.

Het lot was hun gunstig gezind. Al gauw vond mijn vader werk in een Thais restau­rant in Gent. Hij begon er als afwasser en vrij vlug werd hij hulpkok. Toen de Thaise kok vertrok om elders te gaan werken, bood de zaakvoerder mijn vader de kans aan om zichzelf als kok te bewijzen, met succes. In totaal heeft hij daar bijna 8 jaar gewerkt.

Van bij zijn aankomst in België, in 1990, droomde mijn vader hardop van een eigen restaurantje. 'Vrij' zijn, zelfstandig zijn, was voor hem een levensdoel. Aanvankelijk zag mijn moeder de plannen als zelfstandige niet goed zitten. Als ‘kind van een zelfstandige’ kende zij ook de keerzijde van de medaille. Bovendien wisten ze ook niet goed hoe ze aan zoiets moesten beginnen. Tot haar vriendin eind 1997 het idee opperde om een ‘meeneem Thai’ te proberen. Bovendien wist ze ook te vertellen dat er op termijn in het centrum van Drongen een handelspand vrij kwam. Meer hoefde mijn vader niet te horen. Hij wou "één keer in zijn leven de kans krijgen om het als zelfstandige te proberen”.
Mijn moeder heeft hem die kans gegeven en uiteindelijk besloten ze ook deze sprong samen te wagen. Aan de uiteindelijke start van de zaak in december 1998 is nog een klein jaar voorbereiding vooraf gegaan. De naam ‘De Lachende Monnik’, in het Thais “Pra Yiem”, daarentegen hebben ze snel gevonden. Ten tijde van het Belgisch ontwikkelingsproject in Wat Sra Kaew gaven de Belgische helpers een aantal monniken een bijnaam. Zo was er "Pra Pingpong", de monnik die heel graag pingpong speelde of ook "Pra Rot" (rot = auto),  de monnik die voordurend in zijn terreinwagen over het domein van de tempel reed. Mijn vader noemden ze "Pra Yiem" (yiem = glimlach), omwille van zijn opgewekt karakter en zijn 'eeuwige' glimlach. Een meer typerende naam voor de zaak was er dan ook niet te vinden. 

Ondertussen zijn we bijna 17 jaar verder en het mogen koken voor zijn klanten is nog elke dag een droom voor mijn vader die uitkomt.
Voor ons is dit verhaal ook een verhaal van dankbaarheid, grote dankbaarheid ten opzichte van al onze klanten die er mee voor zorgen dat ‘De Lachende Monnik’ er is.

In het bijzonder ook een grote dankbaarheid voor mijn moeder. Jarenlang heeft zij mee in de zaak gestaan terwijl zij daarnaast ook altijd is blijven werken als orthopedagoge en zij voor het gezin zorgde. Wanneer zij in de zomer van 2013, na 15 jaar, besliste om uit de zaak te stappen en mij, als oudste dochter, haar taak toevertrouwde om de zaak verder uit te baten, liet zij ook mijn droom als student-ondernemer uitkomen.

Tot zover dus het verhaal van ‘De Lachende Monnik’, een familiebedrijfje gelegen in Drongen, oprecht dankbaar voor al haar trouwe klanten.

Siriam Keeta,
25 november 2015



 

Abdijmolenstraat 18, 9031 Drongen
Tel./Fax.: 09.236.26.10
Openingsuren: klik hier

Facebook     Facebook